De positieve uitzondering

Een interessante, oplossingsgerichte, vraag is de vraag naar de uitzondering op de klacht. Veel cliënten hebben het idee dat hun klachten er áltijd zijn, en dat de mate waarin de klacht aanwezig is ook áltijd dezelfde is. In de praktijk blijkt dat echter vrijwel nooit het geval. En dat is een interessant gegeven. Wanneer er namelijk uitzonderingen zijn, zijn er mogelijk ook redenen aan te wijzen voor waarom het ene moment beter gaat dan het andere. En wanneer je een patroon kunt ontdekken in de redenen waardoor het het ene moment beter gaat dan het andere, is de eerste stap al gezet op weg naar het veranderen van dat patroon en dus ook naar het veranderen van de klacht.
De opdracht om eens te letten op positieve uitzonderingen in het klachtenbeeld is een goede opdracht om cliënten mee naar huis te geven na het eerste gesprek. Bij het ontbreken van een andere passende startopdracht kan deze opdracht prima werken om cliënten direct in de actieve ‘flow’ te krijgen (zie ook het artikel de magie van een goede start). De ervaring leert echter, vooral bij een ernstiger klachtenbeeld, dat men bij het tweede gesprek er niet altijd in geslaagd is om uitzonderingen te vinden. Mijn indruk is niet dat dat komt omdat die uitzonderingen er niet waren, maar omdat de mindset op dat moment nog zó gericht is op klachten dat men de lichtpunten echt nog niet ziet.
Onderstaande interessante dialoog met een 43-jarige depressieve cliënt laat zien hoe hiermee omgegaan kan worden.
Cliënt: “Ik heb erop gelet zoals u me gevraagd heeft te doen, maar er waren geen positieve uitzonderingen. Iedere dag was moeilijk en ik heb geen lichtpuntjes gezien deze week.”
Behandelaar: “Bedankt dat u de opdracht heeft uitgevoerd. Ik hoor u zeggen dat u een moeilijke week heeft gehad en dat er geen positieve uitzonderingen waren. Iedere dag was moeilijk en ik begrijp dat er geen momenten waren die beter waren dan het gemiddelde.”
Cliënt: “Nee dat klopt”
Behandelaar: “Niet eens een klein beetje beter?”
Cliënt: “Nee”
Behandelaar: “Dan wil ik u wat anders vragen. Stel dat ik u zou vragen om een rapportcijfer te geven voor hoe u zich gevoeld heeft deze week. Waarbij een 0 het slechtst mogelijke is en een 10 het best mogelijke dat u zich kan voelen. Welk rapportcijfer zou u geven?”
Cliënt: “Een 2.”
Behandelaar: “Zijn er momenten geweest waarop u zich een 2,5 heeft gevoeld?”
Cliënt: “Nee, in het geheel niet. Beter dan een 2 is het niet geworden.”
Behandelaar: “Is het ook wel eens lager geweest dan een 2?”
Cliënt: “Ja dat wel, een aantal keer. Misschien iedere dag wel één keer.”
Behandelaar: “Welk cijfer geeft u voor die momenten?”
Cliënt: “Een 1.”
Behandelaar: “Wat was er anders aan die momenten?”
Cliënt: “Naast mijn somberheid en vermoeidheid had ik dan ook nog eens verschrikkelijk veel last van mijn spieren, en ook nog hartkloppingen. Maar ik kon ze wel zien aankomen hoor.”
Behandelaar: “Oh?”
Cliënt: “Ja dat kwam meestal doordat er iets onverwachts gebeurde. Mijn zus die belde om te klagen over haar man. Een brief van de belastingdienst. Iemand die me vraagt om iets voor hem te doen.”
Behandelaar: “Dus als ik het goed begrijp, zodra de rust verstoord werd in huis – vooral door iets negatiefs, dan zakte bij u de stemming onmiddellijk naar een 1.”
Cliënt: “Dat klopt ja.”
Behandelaar: “Dat is een interessant gegeven. Er lijkt dus speling in uw klachten te zijn, afhankelijk van of de rust wordt verstoord. Als het u dus lukt om de rust in huis te bewaken, hebben we kans dat dit ook effect heeft op hoe u zich voelt. We zouden zo het aantal positieve momenten wat kunnen uitbreiden.”
In dit voorbeeld wordt duidelijk hoe de cliënt die geen positieve uitzonderingen ziet, toch verleid wordt om te zien dat er goede en minder goede momenten zijn. Bovendien werd hem duidelijk dat er een patroon bestaat in wat goede en minder goede momenten uitlokt. Dat is al een eerste stap richting beïnvloeding van deze factoren. Hierdoor wordt een klein zaadje geplant in het hoofd van de cliënt die zijn klachten ervaart als onbeïnvloedbaar, en mogelijk vormt dit het begin van een zoektocht naar manieren om de invloed op het klachtenniveau te vergroten.
In dezelfde lijn ligt een alternatieve manier om te reageren op de opmerking van een cliënt dat zijn stemming deze week de hele week een rapportcijfer ´2´ is geweest. Je kunt dan vragen wat nu gemaakt heeft dat het niet een ´1´ is geweest. Je zult merken dat mensen al vrij snel geneigd zijn om, overbrugd door het woordje “maar” weer over te gaan op waarom het zo slecht is gegaan. Herinner hen in dat geval aan de vraag. Deze specifieke vraag geeft geen ruimte om negatieve dingen te noemen, hooguit het uitblijven van bepaalde negatieve dingen.
In de regel is het vragen naar een rapportcijfer een bijzonder nuttig middel om mensen in de oplossingsgerichte modus te krijgen. Een enkele keer komt het voor dat iemand antwoordt op de vraag naar een rapportcijfer voor de afgelopen week met het antwoord ´0´. Ik ben dan om te beginnen wel benieuwd om door te vragen of dat dus betekent dat het in zijn hele leven nog nooit slechter is gegaan dan nu. Op geen enkel moment. Als het antwoord dan bevestigend is, complimenteer ik de cliënt met zijn vermogen om kennelijk onder deze meest zware omstandigheden mogelijk denkbaar toch in staat te zijn te functioneren: hij is immers gekomen naar de sessie. Terwijl een veel aantrekkelijkere optie moet zijn geweest om in bed te blijven liggen. Dat getuigt wel van gigantische kracht. Een logische vervolgvraag hierop is dan ook: “Hoe heeft u dit voor elkaar gekregen?” Dit leidt dan weer tot inzicht in welke sterke eigenschappen iemand bezit, en die kunnen we weer inzetten om het verdere herstel vorm te geven.