Interventies

Interventies

Zoals eerder vermeld gaat kortdurend behandelen vooral over de houding van de therapeut en pas in de tweede plaats over de interventies. Doen de interventies er dan helemaal niet toe? Natuurlijk wel. Interventies zijn noodzakelijk en zonder je cliënt concrete handvaten mee te geven kom je waarschijnlijk niet ver in een kortdurend traject. De interventies staan echter minder centraal dan zoals bij de klachtgerichte behandelingen die in de specialistische GGz doorgaans geboden worden voor As-I stoornissen.

Met interventies bedoel ik al datgene wat je als therapeut doet, inbrengt of aandraagt als zijnde een op zichzelfstaande techniek met als doel verandering bij je cliënt te bereiken. In een kortdurende behandeling kun je verschillende interventies gebruiken die ook gebruikt worden in andere behandelvormen. Zelf ben ik cognitief gedragstherapeutisch opgeleid en mijn interventies zijn dan ook duidelijk gekleurd door die achtergrond. Ik werk bijvoorbeeld veel met gedragsexperimenten. Maar ook interventies voortkomend uit ACT, oplossingsgerichte therapie, mindfulness, het KOP-model, EMDR of schematherapie kunnen een rol spelen in een kortdurende behandeling. Er is slechts één belangrijk criterium. En dat is dat de interventies in dienst staan van het bereiken behandeldoelen die we bij de intake zijn overeengekomen.

Meerdere wegen 

Mijn indruk is dat het gewicht van de keuze voor een specifieke interventie in de psychologische hulpverlening sterk overschat wordt. Er zijn vaak vele wegen die naar Rome leiden en als je dan toch een weg moet kiezen, kies dan een weg waar je voor zo min mogelijk stoplichten staat. Wanneer ik de keuze hebt tussen meerdere interventies of technieken die allemaal bewezen effectief zijn, kies ik die techniek of interventie waar ik me het meest vertrouwd mee voel. De kracht van een kortdurende behandeling zit hem voor een deel in de power waarmee ik als behandelaar mijn behandeling kan verkopen. Het inzetten van een interventie waar ik niet volledig achter sta of slechte ervaringen mee heb zal vermoedelijk dan ook weinig overtuiging vinden bij mijn cliënt.

De voorkeur die ik heb voor een specifieke interventie heeft vaak te maken met het feit dat ik met die interventie goede ervaringen heb opgedaan. En die voorkeur kan ook nog wel eens variëren naarmate de tijd vordert. Waar ik een jaar geleden vooral veel werkte met het kernkwaliteitenkwadrant en de balansmethode (zie het KOP-model van Paul Rijnders), werk ik nu weer wat meer met de cirkel van invloed en oplossingsgerichte vragen. De keuze voor interventies wordt ingegeven door de combinatie van dat waarvan ik heb gemerkt dat het werkt en dat wat ik in de kamer heb gezien dat in deze behandeling nodig is. 

Multidisciplinaire richtlijnen

Bovenstaande visie is feitelijk niet goed te verenigen met het volgen van de Multidsciplinaire Richtlijnen voor behandelingen in de GGz. In deze richtlijnen, opgesteld door het Trimbos Instituut, is weergegeven bij welke diagnose, welke behandeling wetenschappelijk bewezen effectief is. Deze richtlijn stelt in tegenstelling tot de hier beschreven visie wel een norm over welke interventies je zou moeten kiezen als behandelaar. En hoewel ik er volledig achter sta je cliënten een behandeling aan te bieden die gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek, zijn er ook belangrijke argumenten om hier in een kortdurende behandeling van af te wijken.

Het belangrijkste argument is dat binnen de Basis GGz het voorgeschreven aantal minuten behandeltijd onvoldoende is om een behandeling aan te bieden zoals voorgeschreven in de multidisciplinaire richtlijn. Dat zou betekenen dat je slechts een deel van een behandeling zou kunnen bieden die evidence-based is, en daarmee is je behandeling onmiddellijk niet meer evidence-based (aangezien de gehele behandeling onderzocht en effectief gebleken is en niet een deel van de behandeling). Ook al sta ik er dus achter af te wijken van de multidisciplinaire richtlijn, toch lijkt het me goed om als behandelaar in elk geval de richtlijn te kennen en te weten hoe de evidence based behandeling bij een specifieke diagnose eruit zou moeten zien. Wanneer iemand zich meldt met paniekaanvallen en je hebt geen idee wat interoceptieve exposure betekent, lijkt het me zinvol je daar toch nog eens grondig in te verdiepen.

Is dan alles toegestaan?

Als we onszelf toestaan af te wijken van de richtlijnen en ons de vrije keuze permitteren om onze interventies te kiezen, zouden we onszelf ook de kritische vraag kunnen stellen of dan ‘alles’ is toegestaan. Is het in orde om je depressieve cliënt aan te raden bomen te knuffelen, zich te laten ‘rebirth-en’ of tarot kaarten te leggen? Nee, dat is natuurlijk niet in orde. Ik veronderstel dat wanneer je op universitair of HBO-niveau geschoold bent en mogelijk nog een aanvullende opleiding hebt gevolgd tot bijvoorbeeld GZ-psycholoog, je wel enige kennis hebt van wat bewezen effectief is en wat niet. Je cliënten pro-actief adviseren iets te gaan doen waarvan we geen bewijs kennen dat dit effectief is, lijkt me niet passen bij de definitie van goed behandelaarschap en raad ik je dan ook af. 

De lijst van mogelijke interventies en technieken die je kunt gebruiken in een kortdurende behandeling is eindeloos. Hieronder geef ik een aantal mogelijkheden weer.

– Gedragsexperimenten

– Gedachten uitdagen

– Kernkwaliteitenkwadrant

– Balansmethode

– Gebruik van metaforen

– Registratie van klachten

– Registratie van activiteiten

– Activering

– EMDR

– Exposure in vivo

– Imaginaire exposure

– Rescripting

– Getuigenistherapie

– Interoceptieve exposure

– Exposure met responspreventie

– Observatie en imitatie van voorbeeldgedrag

– Cirkel van invloed

– Ontspanningsoefeningen

– Mindfulness-oefeningen

– Uitschrijven van gedachten of bijhouden van een dagboek

– Bijhouden van een witboek of positief dagboek

– Oplossingsgerichte vragen

– Mirror retraining

– Problem solving technieken

– enzovoort

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *