‘Loslaten’ en andere abstracte hulpvragen

Enige tijd geleden sprak ik een cliënt in mijn praktijk die er die dag voor de eerste keer was verschenen. We hadden een intakegesprek gepland. Hij vertelde me waarvoor hij kwam. Van welke klachten hij last heeft, waardoor dat zo gekomen was en hoe hij met dit geheel omging. Een aantal pijnlijke ervaringen in zijn persoonlijke geschiedenis droegen bij aan zijn huidige lijden. En hoewel zijn klachten zich duidelijk in het hier en nu afspeelden, vertelde hij de oorzaak vooral in die ervaringen uit zijn verleden te zoeken.
Zoals ik gewend ben te doen aan het einde van een intakegesprek, stelde ik hem de vraag naar de hulpvraag waarmee hij vandaag gekomen was. Het stellen van die vraag is iets dat ik doe op een oplossingsgerichte manier, met een fantasie over het te bereiken resultaat voor ogen. Ik vroeg hem wat hij in de behandeling zou willen bereiken, dat het voor hem de moeite waard zou maken de behandeling aan te gaan. Mijn cliënt nam een moment om hierover na te denken en antwoordde toen vastbesloten dat hij het verleden een plek wilde geven. Ik keek hem vragend aan. Hij dacht nog even na. En zei toen: “Loslaten. Ik wil het verleden kunnen loslaten.” Ik knikte.
In een eerder artikel over het stellen van doelen, beschreef ik al dat ik me in mijn behandelingen vooral concentreer op (het veranderen van) gedrag en minder op gevoelens, gedachten en betekenissen die mijn cliënten ervaren. Niet omdat ik denk dat laatstgenoemde onbelangrijk zijn. In tegendeel. Juist die subjectieve gevoelsaspecten zijn de reden waarvoor mensen in behandeling komen. En als aan het einde van de behandeling het gedrag is veranderd maar de cliënt zich nog net zo beroerd voelt als aan het begin, zal hij de behandeling niet als geslaagd beschouwen. De cliënt die zich somber voelt, wil zich beter voelen. De cliënt die zich de hele dag door zorgen maakt over mogelijke rampen, wil weer een hoofd dat vrij is van catastrofes. En de cliënt die zichzelf niet de moeite waard vindt, wil zich waardevol voelen en het idee hebben er te mogen zijn.
De reden dat ik me toch concentreer op gedrag, is mijn visie dat gedrag juist de toegangspoort is om die gevoelens, gedachten en betekenissen ook daadwerkelijk te veranderen. Ik kan tot in de lengte der dagen met mijn angstige cliënt praten over hoe de angst voor hem voelt of waar die in zijn verleden is ontstaan, maar zolang zijn vermijdingsgedrag niet verandert zal zijn angst de lachende derde blijven. Mijn depressieve cliënt kan me in details vertellen hoe beperkend zijn dagelijkse vermoeidheid is, maar pas wanneer hij ondanks de vermoeidheid weer plezierige activiteiten gaat ondernemen ontstaat er weer energie. Het me in mijn gesprekken te veel richten op het praten over gevoelens en betekenissen zie ik als een poging een overstroming te verhelpen door te spreken over natte voeten in plaats van de cliënt te leren hoe de dam te repareren.
Mijn focus op concreet gedrag betekent dan ook dat abstracte hulpvragen pas werkbaar worden, wanneer het lukt ze te herformuleren in termen van verandering van concreet gedrag. Dergelijke abstracte hulpvragen als ‘het verleden een plekje geven’, ‘leren loslaten’, ‘dichter bij mijn gevoel komen’ of ‘mijn ware ik ontdekken’, worden voor mij pas concreet wanneer ik ze met hulp van mijn cliënt kan vertalen naar het vrijwillige gedrag dat vertoond gaat worden wanneer dit bereikt wordt. Het gevaar wanneer ik dit niet concreter maak, is dat we gaan werken richting een doel waarvan ik als behandelaar niet precies weet wat die betekent én wanneer die bereikt is. Na een sessie of twintig kan ik het idee hebben dat de cliënt al aardig dicht bij zijn gevoel is gekomen, terwijl hij van mening is nog driekwart van het pad af te moeten leggen.
Maar er kleeft nog een ander probleem aan een abstracte hulpvraag. Dat probleem is de kans dat de cliënt zélf niet precies weet wat hij ermee bedoelt. Op zoek gaat naar iets dat niet gevonden kan worden, en al zijn hoop op mij vestigt om hem dat te helpen vinden. Toen mijn cliënt mij vroeg hem te leren het verleden los te laten, riep dat bij mij een associatie op met het willen uitgummen van het verleden. Een psychologische ingreep die zijn pijnlijke geschiedenis doorstreept en daarmee ook alle negatieve gevoelens in het heden neutraliseert, waardoor deze cliënte eindelijk het geluk vindt waarnaar hij heel zijn leven al verlangt. Maar wat geweest is, is geschiedenis, en zal nooit meer herschreven worden. Of zoals de beroemde psychiater Irvin Yalom schrijft: “Er komt een moment waarop je de hoop moet opgeven op een beter verleden”.
Wanneer cliënten met de vraag komen om te leren loslaten, vraag ik hen dan ook wat ze daar precies onder verstaan. Of ze daaronder verstaan nooit meer last te hebben van pijnlijke herinneringen. Of dat het hen gaat om het inrichten van hun leven op een zo waardevolle manier – ondanks de pijnlijke herinneringen. En daarbij dus accepteren dat ze inderdaad een slechte set kaarten hebben gekregen. Maar dat ze zelf in de hand hebben hoe het spel van hieruit verder gaat. Het aan de slag gaan met een hulpvraag waarvan beide partijen niet precies weten wat daarmee bedoeld wordt, kan een behandeling worden die vermijding van wat er écht toe doet, faciliteert. We kunnen elkaar op de schouder kloppen dat we bezig zijn met essentiële thema’s, terwijl niet helder wordt wat de cliënt moet veranderen om daadwerkelijk vooruit te komen.
Overmorgen is morgen verleden tijd
Bovenstaande one-liner bedacht ik eens tijdens het gesprek met een andere cliënte van me. Net als de hiervoor beschreven cliënt, worstelde deze jonge vrouw ook met verschillende ingrijpende ervaringen uit het verleden. Ervaringen die zelfs hadden geleid tot een contactbreuk met een van haar ouders. Na dit contact meer dan tien jaar uit de weg te zijn gegaan, en inmiddels op volwassen leeftijd ook moeder van jonge kinderen, besloot zij tijdens de behandeling het moeilijkste te doen wat zij zou kunnen doen. Zij ging het gesprek aan met deze ouder. Ondanks overweldigende gevoelens van boosheid over leed dat zij geleden had en dat tot verbreken van het contact had geleid. De kracht die dit kostte bezat zij al ver voor ze bij mij naar binnen liep. Die kracht kwam tot uiting in boosheid, piekeren en somberheid. Ook haar hulpvraag was te leren het verleden los te laten. Het enige dat ik hoefde te doen was met haar te spreken over wat zij anders zou doen dan nu, als zij wél in staat was het verleden los te laten. En die kracht dus te draaien van opgekropte boosheid die zich richtte op het verleden, naar constructief gedrag dat heden- en toekomstgericht was.
Het gesprek dat mijn cliënte voerde met haar ouder, pakte zeer goed uit. Zaken die benoemd moesten worden, werden benoemd. Niet op ieder gebied vonden ze overeenstemming. En het contact werd niet abrupt hersteld. Maar er ontstond weer voorzichtige verbinding, tussen twee mensen die beiden een bagage hadden en beiden waren gekwetst door gedrag van de ander. In plaats van zichzelf gevangen te houden tussen muren van boosheid en verdriet, verdroeg zij de angst die erbij komt kijken om daadwerkelijk iets in haar gedrag te veranderen. Waarmee zij niet alleen een boodschap gaf aan de ander in dit verhaal. Maar met name een boodschap aan zichzelf. Dat zij het verdiende om verder te komen in haar leven, ongeacht hoeveel pijn dat zou doen. En op haar eigen manier, definieerde zij in deze behandeling wat loslaten voor haar betekent.