Tussentijdse evaluatie

Tijdens de intakefase kies je met je cliënt een focus voor de behandeling. In het artikel over het intakegesprek beschreef ik eerder waarom die focus zo belangrijk is om in korte tijd grote stappen te kunnen zetten. Een minstens even grote uitdaging als het vinden van de focus is echter het gedurende de behandeling vasthouden van die focus. Wanneer ik na enkele gesprekken het idee krijg dat de behandeling enigszins structuur aan het verliezen is pas ik een tussentijdse evaluatie toe.
Bij een tussentijdse evaluatie stel ik de cliënt een aantal concrete vragen waarmee ik probeer te achterhalen waar we op dit moment staan, hoe we volgens de cliënt hier gekomen zijn, waar we willen komen en hoe we daar volgens hem moeten komen. Ik heb hiervoor een aantal vaststaande vragen die ik de cliënt stel. Deze zijn hieronder weergegeven.
1. “Ik wil u enkele vragen stellen om eens te kijken waar we nu staan. Laten we de klachten die u bij ons eerste gesprek had eens op ‘100%’ stellen. Van die 100%, hoeveel procent is volgens u op dit moment nog over?”
2. Op basis van het antwoord van de cliënt vertaal ik dit naar een percentage klachtreductie. Als hij zegt dat nog 60% van de klachten over zijn, zeg ik: “Dus als ik u goed begrijp zijn de klachten met 40% verminderd. Dat is mooi!”.
3. Vervolgens vraag ik: “Waaraan merkt u precies die 40% klachtenverbetering?” Dit doe ik om de cliënt nog meer bewust te maken van de winst die al geboekt is. Ik zoek dan naar het benoemen van concrete veranderingen in de vorm van klachten die er toen waren en nu niet meer zijn, positieve affecten die er toen niet waren en nu wel of positieve gedragsveranderingen.
4. Een volgende vraag is een empowerende vraag. “En wat heeft u nou precies gedaan om dit verschil mogelijk te maken?” Wanneer de cliënt nu overgaat op veranderde omstandigheden, of de rol van de therapeut, is het prima om erkenning te geven voor het feit dat dit meegespeeld kan hebben. Maar dat je desondanks op zoek bent naar welke rol de cliënt zelf heeft gehad in deze verbetering. “Ik ben vooral benieuwd welk compliment wij u kunnen maken voor deze verbetering.” Deze vraag heeft natuurlijk een bepaald feel-good element in zich, wat nooit verkeerd is. Maar ik stel hem vooral om te onderzoeken en te bekrachtigen wat de cliënt heeft gedaan en kan blijven doen om zijn herstel vorm te geven.
5. De volgende vraag gaat meer richting het doel van het vervolg van de behandeling. “Van die 100 procent, op welk percentage klachten zou u willen komen om te kunnen zeggen: vanaf hier kan ik het weer alleen aan?” Deze vraag impliceert weer dat het doel van de behandeling niet is om op 0% klachten te komen, en dat 0% klachten ook niet noodzakelijk is om weer zelfstandig verder te kunnen.
6. Tot slot vraag ik naar de ideeën die de cliënt heeft over wat er nodig is om daar te komen. “Wat zou u nog moeten veranderen om op dat niveau te komen?” Let erop dat de cliënt hier geen gevoelsveranderingen of veranderingen in de omstandigheden noemt, zoals “ik moet nog wat vrolijker worden” of “als de drukte op mijn werk wat minder wordt”. Net zoals bij het stellen van de behandeldoelen is het de bedoeling dat hij hier dingen noemt die binnen zijn cirkel van invloed liggen. Het is overigens niet de bedoeling om het proces van doelen stellen hier weer dunnetjes over te doen. Dus bij een iets vager antwoord is dat niet rampzalig, mits je goede behandeldoelen hebt gesteld bij de start. Dan kun je daar nu naar teruggrijpen. Waren die toen niet concreet genoeg, dan is het nu waarschijnlijk wel noodzakelijk om wat scherper te onderhandelen om de focus voor de rest van de behandeling weer te pakken te krijgen.
Intakeverslag
Naast deze methode om de behandeling te evalueren is het zinvol om het intakeverslag er nog eens bij te pakken en de toen gestelde concrete behandeldoelen voor te lezen aan de cliënt om te vragen hoe ver we daarin gevorderd zijn. Ik ben daarnaast altijd geneigd te vragen naar hoe de cliënt onze samenwerking ervaart. Ik vraag dan of hij voldoende ‘klik’ ervaart en ook het idee heeft dat we werken aan die dingen die voor hem belangrijk zijn. Bij een goed lopende behandeling zal het antwoord hier vaak positief gestemd zijn. Wat de vraag overigens zeker niet overbodig maakt aangezien het benoemen van de kracht van de samenwerking, de samenwerking nooit zal verzwakken. Bovendien toont de therapeut daarmee aan de beleving van de cliënt belangrijk genoeg te vinden om ernaar te vragen.
Bij een wat stroever lopende behandeling is de vraag naar de beleving van de samenwerking des te belangrijker. In lijn met de puzzelstukjes metafoor geloof ik dat ik als behandelaar niet met iedere cliënt een klik kan hebben en dat het ook niet rampzalig is als die klik met iemand ontbreekt. Ik wil echter een succesvolle behandeling voor deze cliënt niet in de weg staan en nodig hem dan ook uit om kritisch te evalueren op onze samenwerking en ook op mijn functioneren als therapeut. Wanneer de cliënt inderdaad aangeeft niet helemaal tevreden te zijn en kritisch is op mijn functioneren, probeer ik na te gaan of dit een ‘klik’-issue is of dat ik mogelijk inderdaad steken heb laten vallen waaraan ik met zijn feedback iets kan veranderen. Zie ik echter geen ruimte voor verbetering, dan is mijn voorstel altijd om over te dragen aan een collega met wie er mogelijk een betere klik zal zijn dan met mij.